4805 TRICOT BLOUSE MET KANTEN VLEERMUISEMOUW
STOFADVIES: natuurlijke of gemengde weinig rekbaar tricot; tricot cantstov van een passende of contrasterende kleur.
JE HEBT VERDER NODIG: vlieseliene voor tricot.
ALS DE PATROONDELEN DUBBELE RANDEN HEBBEN, ZIJN ALLE NADEN EN ZOMEN IN HET PATROON VERWERKT,
IN GEVAL VAN ENKELE RANDEN ZIJN DE NADEN EN DE ZOMEN NIET INBEGREPEN.
NADEN EN ZOMEN: zoom en mouwzoom - 1,5cm; overige naden - 1,0cm.
LET OP! ALS EERSTE,PRINT DE PAPIEREN PATROONDELEN UIT EN LEG DEZE OP DE STOF (de stofbreedte tussen 90 cm en 150 cm)OM TE BEPALEN HOEVEEL STOF JE NODIG HEBT (vergeet dubbele en symmetrische delen niet).
BIJ HET AAN ELKAAR NAAIEN VAN DE DELEN LET OP DE INZETTEKENS - HOUD DE INZETTEKENS OP ELKAAR!
KNIPPEN:
Basisstof:
1. Achterpand – 1x aan de stofvouw
2. Voorpand - 1x aan de stofvouw
3. Achterpandbeleg - 2x
4. Voorpandbeleg - 2x
5. Manchetten - 2x
6. Boord - 1x aan de stofvouw
Kant stof:
1. Mouw - 2x
Vlieseline:
1. Achterpandbeleg - 1x
2. Voorpandbeleg - 1x
LET OP! Alle teksten op de patroondelen zijn aan de goede kant aangebracht.
Advies: Gebruik voor het naaien van tricot stoffen een speciaal stiksel voor elastische stoffen of smalle zigzag. Bij het locken de naden op 0,8 cm afsnijden. De zoom wordt met een tweelingnaald afgewerkt om de rekbaarheid van de stof te behouden.
WERKBESCHRIJVING:
1. Details met vlieseline verstevigen.
2. De schoudernaden stikken, afwerken, naar achter omstrijken.
3. De schoudernaden van binnenste voor- en achterpandbeleg stikken, openstrijken. Verder als een detail bewerken. Bovenste en binnenste beleg met de goede kant aan elkaar leggen, rondom halsrand stikken, rondingen van de naadtoeslag netjes inknippen, het beleg keren, omstrijken. Verder als een detail bewerken. De buitenrand van de binnenste deel afwerken. De trui en het beleg met de goede kant aan elkaar leggen, rondom de halsrand stikken, de naad netjes inknippen, keren, de naadtoeslag naar beleg toe strijken. De afgewerkte naad van binnenste deel van het beleg aan de aanzetnaad van de bovenste deel smal stikken.
4. De mouw aan het voor- en achterpand stikken, de naad afwerken, naar de trui toe omstrijken.
5. De zijnaden en mouwnaden in een keer stikken. De naden afwerken, naar de achter toe strijken.
6. Stik de manchet op de korte kanten dicht, en strijk midden in de lengte dicht met de verkeerde kanten op elkaar. Stik de manchetten uitgerekt aan de onderkant van de mouw en werk de naad af.
7. De korte naden van boord stikken, omstrijken. De boord door de lengte met de goede kant naar buiten dubbelvouwen, afspelden of vastrijgen. De boord aan de onderkant van de trui volgens markering uitgerekt stikken (de naad van de boord aan de markering van de linker zijnaad plaatsen). De naad afwerken, omstrijken.